Weerbaarheid heeft te maken met veerkracht of het vermogen om onverwachte financiële klappen op te vangen en bestand te zijn tegen de impact van bestaande risico’s.
De uitkomsten van de gehanteerde kengetallen laten een gevarieerd beeld zien. Belangrijke gunstige ontwikkeling is de afname van de onderhanden werkpositie van de gezamenlijke grondexploitaties. Deze ontwikkeling wordt in enige mate getemperd door een afname van bestemmingsreserves. De solvabiliteit blijft nagenoeg stabiel en benadert het landelijk gemiddelde. Hierna bespreken we vier onderwerpen voor wat betreft hun bijdrage aan de weerbaarheid.
Reservepositie en eigen vermogen
1.1 Ratio weerstandsvermogen
Zie ook paragraaf Weerstandsvermogen en Risicobeheersing. De ratio weerstandsvermogen geeft de mate aan waarin wij in staat zijn om tijdelijk risico’s op te vangen zonder dat het beleid moet worden gewijzigd. De algemene reserve vormt de directe weerstandscapaciteit om risico’s af te dekken. Daarnaast is sprake van indirect weerstandsvermogen in de vorm van onbenutte belastingcapaciteit en de post 'onvoorzien'.
Formule: (Ratio weerstandsvermogen = Beschikbare weerstandscapaciteit / ’benodigde weerstandscapaciteit)
Maatstaf
De maatstaf vloeit voort uit de Nota ‘Risicomanagement en weerstandsvermogen 2015 – 2018 (pdf, 498 kB). De ratio weerstandsvermogen wordt stabiel op 1,0 gehouden.
Tabel 1.1: Ratio weerstandsvermogen
Jaarverslag 2018 | Verloop kengetal | ||
---|---|---|---|
Kengetal: | Verslag 2017 | Begroting 2018 | Verslag 2018 |
Ratio weerstandsvermogen | 1,04 | 1,00 | 0,98 |
Stand van zaken
De ratio weerstandsvermogen van Utrecht was bij de begroting 2018 gelijk aan 1,0. Bij de verantwoording 2018 is de benodigde weerstandscapaciteit opnieuw beoordeeld. Het benodigde weerstandsvermogen is toegenomen ten opzichte van de begroting 2018 met 1,45 miljoen euro. De oorzaak is te vinden in diverse wijzigingen in de risico’s. De beschikbare weerstandscapaciteit is licht toegenomen. Per saldo is het weerstandsvermogen nagenoeg gelijk gebleven.
Sturingsmogelijkheden
Door middel van actieve risicobeheersing bij het aangaan van financiële en juridische verbintenissen en in de werkprocessen en door zekerheden te stellen bij kredietverstrekking worden bestaande risico's verminderd en nieuwe zoveel mogelijk beperkt. Hiermee werken wij doorlopend aan een toereikend weerstandsvermogen zodat wij minder beroep hoeven doen op de algemene risicoreserve, hetgeen de weerbaarheid ten goede komt.
1.2 Relatieve omvang van de programmareserves
In deze Jaarstukken vindt u in het onderdeel Balans de reserves gespecificeerd.
Naast de algemene reserve zijn ook de programmareserves onderdeel van het eigen vermogen van de gemeente en ligt hierin weerbaarheid besloten. De bestemming van programmareserves kan nog door de raad worden aangepast mocht dit nodig zijn; bijvoorbeeld om in te spelen op een financiële crisissituatie. Dat laatste geldt voor zover er nog geen contractuele verplichtingen zijn aangegaan. Reserves ter dekking van kapitaallasten zijn hiervan uitgezonderd. De totale omvang van de programmareserves fluctueert maar is in de regel voldoende groot zodat een vast bestanddeel ruimte biedt voor herbestemming.
Maatstaf
We volgen het verloop van de bestemmingsreserves in relatie tot het totaal van de jaarlasten. Bij een toename gaan we ervan uit dat ook de weerbaarheid die besloten ligt in de betreffende reserves toeneemt.
Formule: [totaal van de programmareserves begin jaar gedeeld door totaal van de exploitatielasten, uitgedrukt in %]
Tabel 1.2: Relatieve omvang programmareserves
x € 1.000
Jaarverslag 2018 | Verloop kengetal | ||
---|---|---|---|
Verslag 2017 | Begroting 2018 | Verslag 2018 | |
Programmareserves | 249,1 | 201,8 | 236,5 |
Totaal lasten vóór reserves | 1.326 | 1.448 | 1.416 |
Relatieve omvang programmareserves | 18,8 % | 13,9% | 16,7% |
Stand van zaken
Een nadere specificatie van de programmareserves en hun verloop is opgenomen in de bijlage Stand en verloop reserves.
De weerbaarheid in de vorm van programmareserves is afgenomen als we kijken naar de absolute volumedaling met 12,6 miljoen euro tussen 1-1-2017 en 1-1-2018. De relatieve omvang van de reserves is gedaald met 2,1%. De belangrijkste oorzaak van de afname is het in uitvoering nemen van projecten uit de investeringsprogramma’s Bereikbaarheid, Stedelijke ontwikkeling en Masterplan onderwijs.
Daarbij treedt een versterkend effect op door stijging van de lasten (een zogenaamd noemer-effect). Als we het noemer-effect elimineren, daalt de relatieve omvang met 1,0 procentpunt.
Sturingsmogelijkheden
Omvangrijke programmareserves zijn gunstig voor de weerbaarheid maar anderzijds verkleinen ze de beleidsruimte. Met het oog op optimalisering van de sturingsruimte werken wij volgens de Nota ‘Reserves en voorzieningen 2014 – 2018’ (pdf, 203 kB). Daarin is ervoor gekozen om zo weinig mogelijk begrotingsmiddelen vast te leggen in reserves. De spelregels zorgen voor een afweging bij het instellen van reserves en de omvang ervan. In 2019 zorgt een geactualiseerde nota reserves voor continuering van deze beleidslijn.
Solvabiliteitsratio (BBV)
De solvabiliteit geeft inzicht in de mate waarin de gemeente in staat is aan haar financiële verplichtingen te voldoen. Onder de solvabiliteitsratio wordt verstaan het eigen vermogen als percentage van het totale balanstotaal. Het eigen vermogen van de gemeente bestaat volgens artikel 42 van het BBV uit de reserves (zowel de algemene reserve als de bestemmingsreserves) en het resultaat uit het overzicht van baten en lasten.
Formule:
[totale eigen vermogen einde jaar gedeeld door het totaal van de passiva einde jaar, uitgedrukt in %]
Maatstaf
Dit kengetal is bedoeld om de gemeentelijke financiële positie inzichtelijker te maken en de vergelijkbaarheid tussen gemeenten te vergroten. Hoe hoger de ratio, des te gunstiger voor de financiële weerbaarheid.
Tabel 2 : Solvabiliteitsratio
x € 1.000.000 | |||
Jaarverslag 2018 | Verloop kengetal | ||
Verslag 2017 | Begroting 2018 | Verslag 2018 | |
Eigen vermogen | 644,7 | 530,0 | 628,0 |
Totaal passiva | 1.860,6 | 1.939,0 | 1.873,8 |
Solvabiliteitsratio | 34,7% | 27,3% | 33,5% |
Stand van zaken
De solvabiliteitsratio van Utrecht bedroeg per eind 2018 33,5% en is daarmee circa 1,2% lager dan een jaar geleden. Volgens cijfers van de door de VNG ondersteunde website Waarstaatjegemeente.nl bedraagt de landelijk gemiddelde solvabiliteitsratio iets meer dan 33%. De Utrechtse score komt dus nagenoeg overeen met het landelijk gemiddelde.
Kengetal grondexploitaties (BBV)
Kenmerkend voor grondexploitaties is dat de looptijd ervan lang is. Hoe verder inkomsten in de toekomst liggen, des te meer rentekosten en risico's dit met zich meebrengt. Ieder jaar rapporteren wij bij de voorjaarsnota middels het MeerjarenPerspectief Stedelijke Ontwikkeling en bij de tweede bestuursrapportage middels de Peilstok over de actuele stand en prognoses van de Utrechtse grondexploitatieprojecten. Daarin volgen wij de variabelen die van belang zijn voor de financiële resultaten: programma/projecten, planning, prijs, parameters, projectkosten en programmarisico's (de zes P's). Ook bevatten de peilstokken gevoeligheidsanalyse op basis van verschillende scenario’s.
Formule: [(niet in exploitatie genomen bouwgronden + bouwgronden in exploitatie) / totaal van de baten vóór reserves, uitgedrukt in %]
Maatstaf
Dit kengetal geeft weer hoe de waarde van de grond zich verhoudt tot de totale baten. Als maatstaf hanteren we de omvang van de onderhanden werken, vermeerderd met de niet in exploitatie genomen gronden, als absoluut bedrag ten opzichte van het totaal van de baten (vóór reserves). Hoe lager de uitkomst, hoe gunstiger voor de financiële weerbaarheid. Een uitkomst van 10% of hoger beschouwen we als kwetsbaar.
Tabel 3: Kengetal grondexploitaties
x € 1.000.0000 | |||
Jaarverslag 2018 | Verloop kengetal | ||
Verslag 2017 | Begroting 2018 | Verslag 2018 | |
Niet in exploitatie genomen bouwgrond: | 0 | 0 | 0 |
Bouwgronden in exploitatie: | |||
| 1,6 | 27,3 | -16,9 |
| 44,8 | 93,1 | 48,7 |
| 25,8 | 17,4 | 40,8 |
Activa gronden in exploitatie | 72,2 | 137,8 | 72,6 |
Totaal baten vóór reserves | 1.313 | 1.394 | 1.399 |
Relatieve omvang onderhanden werk | 5,5% | 9,9% | 5,2% |
Stand van zaken
Het saldo onderhandenwerk van de gezamenlijke grondexploitaties blijft ruim onder de kwetsbare stand van 10%. In overeenkomst met het besluit BBV wordt jaarlijks winst genomen in het resultaat volgens het Percentage of Completion-principe. Dat betekent: Voor zover gronden zijn verkocht en opbrengsten zijn gerealiseerd moet tussentijds naar rato van de voortgang van de grondexploitatie winst worden genomen (tussentijdse winstneming). Deze werkwijze heeft invloed op de omvang van het onderhanden werk. Een uitgebreide toelichting van de grondexploitaties, inclusief scenario's' staat in Meerjaren Perspectief Stedelijke Ontwikkeling: Utrecht 2018 MPSO.
Grondexploitatie Leidsche Rijn
De oorzaak van de afname van het Onderhanden Werk in Leidsche Rijn is voornamelijk te danken aan de vele baten die we in 2018 hebben ontvangen. Voor het eerst sinds de start van de grondexploitatie Leidsche Rijn zijn de totale baten hoger dan de totale lasten.
Stationsgebied
In 2018 is het onderhanden werk van het Stationsgebied met 3,9 miljoen euro toegenomen, doordat er meer lasten dan baten gerealiseerd zijn. De boekwaarde is met name minder gestegen dan begroot, door langere doorlooptijden van in uitvoering genomen werken.
Binnenstedelijke grondexploitaties
De oorzaak van de stijging van het onderhanden werk binnenstedelijk heeft voornamelijk te maken met de verwerving van grond binnen de grondexploitatie Merwedekanaalzone Deelgebied 4 defensieterrein.
Sturingsmogelijkheden
Contractuele zekerheden beperken het risico op nog te ontvangen baten, maar 100% zekerheid is niet te geven. Aangezien kosten vóór de baten uitgaan streven we er doorlopend naar om kosten zo laat mogelijk te maken en baten zo spoedig mogelijk te realiseren, maar de sturingsruimte is beperkt. Bij onzekerheid over de mogelijkheid gemaakte kosten terug te verdienen verlagen we het begrote baten saldo van de betreffende grondexploitatie. Bij een negatieve grondexploitatie leidt dit automatisch tot een voorziening. Daarnaast zijn wij in staat risico's op te vangen door middel van behoedzame aannames in de grondexploitaties.
Robuuste begroting
4.1 Structurele exploitatieruimte (BBV)
Dit kengetal is van belang voor de beoordeling van de structurele ruimte om de lasten te blijven dragen. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen structurele en incidentele lasten.
Formule: [(structurele baten -/- structurele lasten) + (structurele onttrekkingen -/- structurele stortingen reserves) / totale baten vóór reserves]
Maatstaf
Een positieve uitkomst van dit kengetal houdt in dat het structurele deel van de begroting voldoende ruimte biedt om de lasten te blijven dragen.
Tabel 4.1: Structurele exploitatieruimte
Jaarverslag 2018 | Verloop kengetal | ||
---|---|---|---|
Kengetal: | Verslag 2017 | Begroting 2018 | Verslag 2018 |
Structurele exploitatieruimte | -0,54% | -0,52% | -0,51% |
Stand van zaken
De uitkomst is licht negatief. Dit komt doordat wij behoedzaam zijn met het begroten van structurele baten en structurele onttrekkingen aan reserves. Daarentegen worden structurele lasten en stortingen begroot zodra ze te voorzien zijn. Deze begrotingsdiscipline heeft een verlagend effect op de uitkomst.
Sturingsmogelijkheden
Met behulp van meerjarenplannen zetten wij de benodigde middelen voor omvangrijke projecten af tegen de gespaarde middelen in bestemmingsreserves. Daarnaast werken we in de regel met kapitaallastenreserves voor de dekking van kapitaallasten gedurende de hele levensduur. Zodoende zorgen we ervoor dat investeringen van nu zo weinig mogelijk beslag leggen op toekomstige begrotingsmiddelen.
4.2 Stabiele begroting
Als gevolg van gewijzigde economische omstandigheden, kortingen in het gemeentefonds en herdefiniëring van gemeentelijke taken, waren wij in voorbije jaren genoodzaakt tot structurele bezuinigingen. Het is altijd van groot belang dat deze taakstellingen zo snel mogelijk van concrete maatregelen worden voorzien.
Maatstaf
Als maatstaf gebruiken we het criterium dat voorkomende bezuinigingen bij de voorjaarsnota van realiseerbare maatregelen moeten zijn voorzien.
Stand van zaken
Er zijn geen openstaande taakstellingen meer aanwezig in de lopende begroting.
Sturingsmogelijkheden
Afgesproken bezuinigingen moeten tijdig worden gerealiseerd zodat de financiële resultaten niet onder druk komen.
4.3 Financieel evenwicht
Financieel evenwicht is één van de voornaamste criteria waarop de Provincie onze begroting beoordeelt. Tot 2014 was het criterium voor financieel evenwicht een ‘sluitende begroting’. Dit houdt in dat de structurele lasten financieel gedekt zijn met structurele baten en dat de begroting over een periode van vier jaar geen tekorten bevat. Sinds 2014 is het nieuwe landelijke gemeenschappelijk toezichtkader ‘Kwestie van evenwicht’ van kracht. Het nieuwe criterium is ‘structureel en reëel evenwicht’. Dit houdt in dat de Provincie toetst op kwaliteit en plausibiliteit van de begroting en meerjarenraming, waarbij het realiteitsgehalte en de volledigheid van de geraamde baten en lasten worden getoetst.
Vanaf 1 maart 2018 wordt de toezichtbrief van de provincie Utrecht ook toegankelijk via de website Interbestuurlijk toezicht provincie Utrecht.
Maatstaf
Onze maatstaf sluit aan bij de hiervoor genoemde toezichtcriteria van de Provincie Utrecht. Een begroting die voldoet aan de toetsingscriteria van de provincie leidt tot repressief toezicht. Dit houdt in dat wij de begroting direct kunnen uitvoeren zonder goedkeuring vooraf door de provincie.
Stand van zaken
De begroting 2019-2022 is meerjarig in evenwicht. Op 20 december 2018 heeft de provinciale Gedeputeerde van financieel toezicht de aard van het begrotingstoezicht voor de Utrechtse gemeenten vastgesteld. Utrecht blijft onder het repressieve (= achteraf) toezicht. Dit betekent dat aan de provinciale toetsingscriteria voor financieel evenwicht is voldaan.