In deze paragraaf komen de onderwerpen aan de orde die behoren tot het geldstromenbeleid van de gemeente. Dit zijn onder andere het risicobeheer (vooral rente- en kredietrisico), de financierings- en schuldpositie en het kasbeheer.
Algemeen
De uitvoering van de gemeentelijke financieringsfunctie dient plaats te vinden binnen de kaders zoals gesteld in de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) en de daarbij behorende ministeriële regelingen. In deze wet staan transparantie en risicobeheersing centraal. De transparantie komt daarbij tot uitdrukking in voorschriften voor een verplichte financieringsparagraaf in de programmabegroting en in het jaarverslag.
De risicobeheersing binnen de Wet fido richt zich op renterisico’s, kredietrisico’s, koersrisico’s en valutarisico’s. Binnen het risicobeheer van gemeente Utrecht zijn de twee eerstgenoemde risico’s het meest relevant.
Definitie van het begrip treasury: |
De doelstelling van de treasuryfunctie van de gemeente Utrecht is dat deze uitsluitend de lokale publieke taak dient en dat een prudent beleid gevoerd wordt binnen de kaders die zijn gesteld in de Wet fido.
Binnen de financiële functie van de gemeente is het van belang het onderscheid te herkennen tussen de treasury- en de controlfunctie. Treasury zorgt voor de beschikbaarheid van geldmiddelen. De controlfunctie is juist belast met het toezicht en de bewaking van de aanwending van die middelen. Vanuit deze rollen is de focus bij control gericht op de baten en lasten en die van de treasuryfunctie op feitelijke in- en uitgaande kasstromen, waaronder ook financieringskasstromen. Vooral die laatstgenoemde kasstromen staan in deze paragraaf centraal.
Ontwikkelingen
In het navolgende gaan wij in op renteontwikkelingen en op ontwikkelingen in relevante wettelijke kaders.
Rente-ontwikkelingen.
De ontwikkeling van de rente gedurende het afgelopen jaar kan als volgt grafisch worden weergegeven:
Grafiek 1 Verloop rentetarieven over 2018
Zoals uit bovenstaande grafiek blijkt hebben zowel de korte als de lange marktrenteniveaus gedurende 2018 een stabiel niveau vertoond:
- het kortlopende renteniveau (referentierente: 3-maands Euribor) stabiel op circa –0,3% (negatieve rente);
- de lange rente (referentierente: 10-jaars Interest Rate Swap; IRS) heeft zich gedurende geheel 2018 rond de 1% bewogen.
De korte rente staat hoofdzakelijk onder invloed van het monetair beleid van de Europese Centrale Bank (ECB). Sinds het voorjaar van 2016 heeft de ECB het renteniveau voor de zogenoemde Deposit facility vastgesteld op -0,4%. Deze maatregel draagt er aan bij dat de geldmarkttarieven eveneens negatief zijn. De gemeente Utrecht profiteert van deze situatie bij het opnemen van dag- en kasgeldleningen. Door de negatieve rente krijgt de gemeente namelijk geld toe als zij leent voor looptijden van één dag tot en met circa twee jaar. Zie verder in deze paragraaf onder het kopje Saldobeheer.
De lange rente staat minder onder invloed van centrale banken. Dit renteniveau wordt vooral bepaald door vraag en aanbod op de kapitaalmarkt.
Indien een langlopende lening daadwerkelijk wordt opgenomen gelden er liquiditeitsopslagen bovenop het IRS-tarief. Per eind 2018 bedroeg deze opslag voor een 10-jaars lening circa 0,05 procentpunt.
Wettelijke ontwikkelingen
Beleidsdoorlichting Schatkistbankieren
Vanaf eind 2013 dienen decentrale overheden tijdelijk overtollige geldmiddelen in ’s Rijks Schatkist te stallen, dit rekening houdend met een drempelbedrag (zie ook verderop in deze paragraaf bij het onderdeel Kasmanagement). Het doel van Schatkistbankieren was tweeledig: verminderen van de financieringsbehoefte van de Staat en vermindering van het kredietrisico voor decentrale overheden bij uitzettingen. In de tweede helft van 2018 heeft vanuit het Ministerie van Financiën een beleidsdoorlichting Schatkistbankieren plaatsgevonden. De treasurer van gemeente Utrecht had zitting in de hiertoe geformeerde klankbordgroep, dit mede vanuit diens voorzitterschap van de landelijke Vereniging Treasurers 100.000+ Gemeenten. Inmiddels is de beleidsdoorlichting afgerond. Het Ministerie stemt deze momenteel af met de koepels, waaronder de VNG. Naar verwachting zal het Ministerie de beleidsdoorlichting begin 2019 naar de Tweede Kamer sturen. Daar zal de politieke weging plaatsvinden of het wenselijk is om het verplichtende karakter van het Schatkistbankieren aan te passen.
EMU-saldo
Op grond van de Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet hof) zijn gemeenten verplicht om bij hun begroting een EMU-saldo te bepalen. Tot enkele jaren geleden gaf het Rijk per gemeente een indicatie af van hoe hoog een eventueel berekend EMU-tekort zou mogen zijn, de zogenoemde EMU-referentiewaarde. Nadat het Rijk deze methodiek over de jaren 2016 en 2017 had losgelaten is deze in 2018 opnieuw ingevoerd. Dit werd echter pas bekend na opstelling van de Programmabegroting 2019. Daarbij werd de referentiewaarde voor Utrecht voor 2019 bepaald op circa 54 miljoen euro. In de begroting was dit op basis van een eigen inschatting nog berekend op 44 miljoen euro.
Financiering en Schuldpositie
Schuldpositie en -definities
Voor gemeenten gelden wettelijke voorschriften rond een sluitende gemeentebegroting en is een negatief eigen vermogen niet toegestaan. Dit maakt dat gemeenten in de praktijk hoofdzakelijk lenen voor investeringen. Net als veel andere groeigemeenten in Nederland heeft Utrecht de afgelopen jaren flink in haar stad geïnvesteerd en heeft daar dus geld voor moeten lenen. Het lenen van geld leidt tot een schuldpositie. De afgelopen jaren is de bewustwording rond schuldposities, juist ook van en bij overheden, sterk toegenomen.
In feite verplaatst de gemeente door te lenen de aanschafkosten van de investering naar de toekomstige gebruikers. De toekomstige aflossingen op en rentebetalingen over de lening moeten immers uit toekomstige inkomsten worden opgebracht. Hierdoor drukken de kosten op de toekomstige bewoners. Het zijn echter ook deze toekomstige bewoners die profijt hebben van de investering.
Een goed zicht op de schuldpositie draagt bij aan het besef dat de uit geleende gelden voortvloeiende rente- en aflossingsbetalingen beslag leggen op toekomstige inkomsten van de gemeente. En hoe hoger de schulden, hoe meer rente- en aflossing op termijn betaald moeten worden. En hoe hoger dergelijke betalingen, hoe minder de gemeente uiteindelijk aan andere publieke voorzieningen kan besteden.
Om de houdbaarheid van de gemeentefinanciën ook op de lange termijn te borgen beheersen we de schuld aan de hand van interne schuldnormeringen, waarover verderop in deze paragraaf meer.
Schulddefinities
Binnen gemeenteland worden verschillende schulddefinities gehanteerd. In dit verband kunnen worden genoemd:
- De bruto gevestigde schuld
Dit betreft het totaal van de aangetrokken korte en lange financiering.
- EMU-schuld
De EMU-schuld wordt gedefinieerd als het totaal van de uitstaande leningen ten laste van de collectieve sector. Dit is de bruto gevestigde schuld onder aftrek van de leningen die van mede-overheden zijn opgenomen.
- Netto schuld
Dit betreft het (balans)saldo van enerzijds lang- en kortlopende schulden en anderzijds lang- en kortlopende financiële activa en vorderingen. Zie voor de opbouw van de netto schuld tabel 3.
Dit schuldbegrip maakt veelal onderdeel uit van de berekening van de zogenoemde netto schuldquote. Hierbij wordt de netto schuld uitgedrukt als aandeel van de inkomsten. Inkomsten bepalen immers in belangrijke mate hoeveel schuld een gemeente kan dragen. Dit kengetal maakt onderdeel uit van onze interne schuldnormering (zie hierna tabel 3, kengetal 1).
Opgenomen financiering
Onze gemeentelijke leningschuld nam gedurende 2018 met circa 40 miljoen euro toe. Het verloop van deze schuld kan vanuit de hierboven omschreven definities als volgt worden weergegeven:
Tabel 1 Verloop bruto gevestigde- en EMU-schuld over 2018
x € 1.000.000 | ||||
Soort | Restant hoofdsom | Nieuw | Aflossing | Restant hoofdsom |
Langlopende leningen | 465,1 | 50,0 | 75,0 | 440,1 |
Langlopende renteswaps | 448,0 | 5,0 | 443,0 | |
Subtotaal lange leningen | 913,1 | 50,0 | 80,0 | 883,1 |
Kortlopende leningen | 54,0 | 69,0 | 123,0 | |
Bruto gevestigde schuld | 967,1 | 119,0 | 80,0 | 1.006,1 |
Waarvan opgenomen van mede-overheden | 20,0 | 20,0 | ||
EMU-schuld | 947,1 | 119,0 | 80,0 | 986,1 |
De in bovenstaande tabel vermelde nieuwe lange lening van 50 miljoen euro werd eind juli 2018 opgenomen. De lening heeft een looptijd van 10 jaar en kent een rente van 0,899%.
Op grond van onzekere renteontwikkelingen is er voor gekozen om al herfinancieringsafspraken te maken met betrekking tot twee leningen die in 2019 zullen aflopen. Dergelijke transacties worden als ‘forwards’ aangeduid. Dit betreft:
- 35 miljoen euro per 5 februari 2019, looptijd 10 jaar tegen een rente van 1,107% en
- 50 miljoen euro per 2 december 2019, looptijd 10 jaar tegen een rente van 1,317%.
Met deze transacties is het renterisico van deze leningen volledig afgedekt.
Afgezien van reguliere aflossingen zijn gedurende 2018 geen mutaties geweest in de derivatenportefeuille. Conform voorschrift vanuit BBV is de derivatenportefeuille in de toelichting op de balans volledig gespecificeerd.
Netto schuld
De opbouw en het verloop van de netto schuld over 2018 kan als volgt worden weergegeven:
Tabel 2 Verloop netto schuld over 2018
x € 1.000.000 | |||
Soort | Stand per eind | Mutatie 2018 | Stand per eind |
Bruto gevestigde schuld | 967,1 | 39,0 | 1.006,1 |
Plus: | 167,7 | -14,8 | 152,9 |
Minus: | -211,4 | -1,5 | -212,9 |
Netto schuld | 923,4 | 22,7 | 946,1 |
Uit deze tabel blijkt dat de netto schuld over 2018 met bijna 23 miljoen euro is toegenomen.
Interne schuldnormering
Reeds begin 2014 hebben wij in een raadsbrief uiteengezet op welke wijze de gemeente Utrecht haar schuld wil beheersen en welke normeringen c.q. kengetallen daarbij in hun onderlinge samenhang worden gebruikt bij het beoordelen van de schuldpositie en schuldontwikkeling. Toegepast op de cijfers over 2018 geeft dit het volgende beeld:
Tabel 3 Schuldnormering 2018
Kengetal | Eenheid | Norm | Realisatie |
---|---|---|---|
1. Netto schuldquote = | % | 100% | 68% |
2. Interne risiconorm = | miljoen euro | 91,0 | 80,0 |
3. Netto rentelasten in % van de exploitatie | % | 4,0% | 1,6% |
4. EMU-referentiewaarde (3) | miljoen euro | -35,0 | -32,5 |
Uit deze tabel blijkt dat de gemeente Utrecht in 2018 ruim binnen de eigen schuldnormen is gebleven.
(1) Circa 946 miljoen euro; zie tabel 2.
(2) De baten voor bestemming bedroegen over 2018 1.399,6 miljoen euro.
(3) Minteken = (geraamd) tekort.
Bij de begroting 2018 werd nog een hogere netto schuldquote voorzien, te weten 82,3%. Die inschatting was gebaseerd op een netto schuld van 1.147 miljoen euro en een bedrag van 1.394 miljoen euro aan baten voor bestemming. De werkelijke netto schuld is per eind 2018 dus circa 200 miljoen euro lager uitgekomen dan voorzien bij de begroting. Dit verschil komt door een achterblijvende financieringsbehoefte.
Conform BBV richtlijnen is het gerealiseerde EMU-saldo apart gespecificeerd.
Interne rente
De gemeente Utrecht past een renteomslagmethodiek toe. Door middel van deze methodiek worden aan investeringen de gemiddelde rentekosten toegerekend die voortvloeien uit de opgenomen geldleningen en/of eigen middelen waarmee zij zijn gefinancierd. Conform de begroting bedroeg het voor 2018 vastgestelde omslagpercentage 2%. De gemeente hanteert hierbij geen (egalisatie)reserve. Het saldo tussen de netto werkelijke rentelasten enerzijds en de aan activa toegerekende omslagrente wordt aangeduid als financieringsresultaat. Uit onderstaande tabel blijkt dat het financieringsresultaat over 2018 is uitgekomen op circa 3,7 miljoen euro. Dat was een kleine 0,5 miljoen euro hoger dan geraamd. Dit voordeel was al voorzien bij de tussentijdse bestuursrapportage.
Tabel 4 Financieringsresultaat 2018
Bedragen zijn in duizenden euro’s
Omschrijving | Raming | Uitkomst | Afwijking | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
a | Externe rentelasten lange en korte financiering | 24.764 | 24.643 | 121 | ||||
b | Externe rentebaten | 660 | 2.382 | 1.722 | ||||
Saldo externe rentebaten en -lasten | 24.104 | 22.261 | 1.843 | |||||
c1 | Rente die aan de grondexploitatie moet worden toegerekend | -1.565 | -843 | -722 | ||||
c2 | Rente van projectfinanciering die aan het betreffende taakveld moet worden toegerekend | 0 | 0 | 0 | ||||
c3 | Rentebaat van doorverstrekte leningen indien daar een specifieke lening voor is aangetrokken die aan het betreffende taakveld moet worden toegerekend | 0 | 0 | 0 | ||||
Aan taakvelden toe te rekenen externe rente | 22.539 | 21.418 | 1.121 | |||||
d1 | Rente over eigen vermogen | 5.634 | 5.986 | -352 | ||||
d2 | Rente over voorzieningen | 1.400 | 1.400 | 0 | ||||
Totaal aan taakvelden toe te rekenen rente | 29.573 | 28.804 | 769 | |||||
e | De aan taakvelden toegerekende rente (renteomslag) | 32.769 | 32.462 | -307 | ||||
Renteresultaat op het taakveld Treasury (financieringsresultaat) | 3.196 | 3.658 | 462 |
Het voordeel kan in hoofdlijnen als volgt worden verklaard:
- Vanwege de negatieve rente leverden kortlopende opgenomen leningen over 2018 circa 0,5 miljoen euro aan rentebaten op. Bij de begroting was nog voorzien dat aan die activiteit circa 0,9 miljoen euro aan lasten verbonden zouden zijn. Een voordeel van circa 1,4 miljoen euro.
- In 2018 heeft met de Belastingdienst een incidentele afrekening plaatsgevonden van belastingaanslagen 2008-2016. Vanuit deze afrekening is aan de gemeente per saldo ruim 0,9 miljoen euro aan belastingrente vergoed.
- De boekwaarde van activa waaraan rente toegerekend kan worden is lager uitgevallen dan geraamd. Daardoor kon circa 1,4 miljoen euro minder worden toegerekend.
- De rentebaten uit verstrekte leningen zijn circa 0,35 miljoen lager uitgevallen. Dit komt in hoofdzaak doordat voor lagere bedragen beroep is gedaan op lopende kredietovereenkomsten.
Risicobeheersing
Treasuryrisico’s worden in het algemeen onderscheiden in renterisico’s, kredietrisico’s, koersrisico’s, valutarisico’s en beschikbaarheidsrisico’s. Binnen de Utrechtse financieringssituatie zijn met name rente- en kredietrisico’s relevant.
Renterisico
De Wet fido onderscheidt twee renterisico’s, te weten het renterisico van de vlottende schuld en het renterisico van de vaste schuld. Voor beide soorten geldt binnen de Wet fido een eigen norm:
Het renterisico van de vlottende schuld: kasgeldlimiet.
Behoudens bijzondere marktomstandigheden is kortlopende financiering goedkoper dan langlopende financiering, maar heeft als risico dat de rentelasten meer aan fluctuaties onderhevig zijn. Om die reden is in de Wet fido een norm gesteld voor het maximum bedrag waarop de gemeente haar financiële bedrijfsvoering met kortlopende middelen (looptijd < 1 jaar) mag financieren: de kasgeldlimiet. De limiet wordt uitgedrukt in een percentage van het begrotingstotaal (8,5%). Zoals blijkt uit onderstaande tabel bedroeg de kasgeldlimiet van gemeente Utrecht voor het jaar 2018 circa 125 miljoen euro. In deze tabel is voorts de ontwikkeling van de kasgeldlimiet over 2018 weergegeven.
Tabel 5 Kasgeldlimiet 2018
x € 1.000.000 | |
Bepaling kasgeldlimiet | |
Begrotingstotaal aan lasten conform Programmabegroting 2018 | 1.473,5 |
Percentage conform Wet Fido | 8,5% |
Kasgeldlimiet 2018 | 125,2 |
Omschrijving | 1e kwartaal | 2e kwartaal | 3e kwartaal | 4e kwartaal |
---|---|---|---|---|
Gemiddelde positie netto vlottende schulden | 110,8 | 130,8 | 89,7 | 82,3 |
Kasgeldlimiet | 125,2 | 125,2 | 125,2 | 125,2 |
Overschrijding kasgeldlimiet | 5,6 | |||
of | 14,4 | 35,5 | 42,9 |
Uit deze tabel blijkt dat de kasgeldlimiet alleen over het tweede kwartaal 2018 licht is overschreden. Dit valt volledig binnen de bepalingen van de Wet fido; uitgangspunt daarin is dat een gemeente niet méér dan twee kwartalen achtereen deze limiet overschrijdt.
Grafisch kan het verloop van de netto vlottende schuld ten opzichte van de kasgeldlimiet gedurende 2018 als volgt worden weergegeven.
Grafiek 2 Verloop netto vlottende schuld t.o.v. kasgeldlimiet over 2018.
Tegen het einde van 2018 liep de vlottende schuld weer op. Dat is een jaarlijks terugkerend patroon omdat de gemeente in de laatste twee weken van het jaar geen Algemene Uitkering ontvangt (circa 25 miljoen euro) en er bovendien hogere salarissen en afdrachten betaald moeten worden. Vaak gaat er in die periode ook een hoger dan normaal bedrag aan crediteurenbetalingen uit.
Het renterisico van de vaste schuld: de renterisiconorm.
De Wet fido definieert vaste schuld als opgenomen geldleningen met een rentetypische looptijd groter of gelijk aan één jaar. Met de renterisiconorm biedt de Wet fido een richtsnoer om renteaanpassingen van financieringen en beleggingen goed in de tijd te spreiden. Het doel daarvan is het voorkomen van een overmatige afhankelijkheid van het renteniveau in één bepaald jaar. Om dat te bereiken mag het totaal aan renteherzieningen en aflossingen op grond van deze norm per jaar niet meer zijn dan 20% van het begrotingstotaal.
Tabel 6 Renterisiconorm
x € 1.000.000 | |
Omschrijving | Bedrag |
Bepaling renterisiconorm | |
Begrotingstotaal aan lasten conform Programmabegroting 2018 | 1.473,5 |
Percentage conform Wet Fido | 20,0% |
Renterisiconorm 2018 | 294,7 |
Renterisico 2018 | |
Aflossingen | 80,0 |
Renteherzieningen | 0,0 |
Renterisico | 80,0 |
Ruimte binnen de norm | 214,7 |
Uit deze tabel blijkt dat de gemeente Utrecht met haar financiering in 2018 ruim binnen de wettelijke renterisiconorm is gebleven.
Kredietrisico
Kredietrisicobeheersing richt zich op de kredietwaardigheid (en dus het risicoprofiel) van de tegenpartijen bij financiële transacties. Kredietrisico’s kunnen zich op twee manieren manifesteren. Ten eerste is er het directe risico dat wordt gelopen uit hoofde van door de gemeente gedane uitzettingen (verstrekte geldleningen en beleggingen). Daarnaast is een kredietrisico verbonden aan gemeentelijke borgstellingen.
Beleggingen
Gemeente Utrecht beschikt sinds 2016 niet meer over beleggingen. Nieuwe beleggingen worden niet verwacht. Mocht de gemeente Utrecht over tijdelijk overtollige middelen gaan beschikken, dan mogen die alleen nog maar in ‘s Rijks Schatkist of bij mede-overheden worden uitgezet.
Verstrekte geldleningen
De gemeente Utrecht heeft uit hoofde van de publieke taak een aantal leningen verstrekt aan lokaal opererende organisaties. Op deze leningen loopt de gemeente kredietrisico.
In 2018 zijn geen nieuwe leningen verstrekt.
De restant hoofdsom van de verstrekte geldleningen bedroeg per eind 2018 circa 58,6 miljoen euro. Deze leningen kunnen als volgt worden gespecificeerd:
Tabel 7 Verloop verstrekte geldleningen 2018
x € 1.000 | ||||
Omschrijving | Restant | hoofdstom per | Risicoprofiel | |
A | Lening aan Utrecht Vernieuwt BV | 371 | 99 | Laag |
Subtotaal lening aan Utrecht Vernieuwt BV | 371 | 99 | ||
B | Overige langlopende leningen | |||
Startersleningen uitbesteed via SVn | 24.972 | 20.708 | Laag | |
Restauratieleningen uitbesteed via URF/NRF | 4.245 | 4.428 | Laag | |
Leningen particuliere woningverbetering via SVn | 762 | 762 | Laag | |
Kredietbankleningen | 485 | 486 | Laag | |
Leningen Hoog Catharijne gekoppeld aan erfpachtsovereenkomsten | 16.078 | 16.002 | Laag | |
Stichting Nieuwe Regentesseschool | 234 | 231 | Laag | |
Stichting Stadsschouwburg | 1.310 | 1.145 | Middel | |
Stichting Bibliotheek | 2.003 | 1.869 | Laag | |
Stichting Energie Transitie | 5.550 | 5.050 | Laag | |
Stichting Verduurzaming gebouwde omgeving | 48 | 0 | Afgeboekt | |
Stichting Utrecht Natuurlijk | 31 | 21 | Laag | |
Huurders Stadskantoor (1): | ||||
| 3.540 | 3.092 | Laag | |
| 135 | 118 | Laag | |
SV Rivierwijkers | 135 | 125 | Laag | |
Kredietfaciliteit Stichting Centraal Museum (2) | 1.500 | 1.000 | Middel | |
Kredietfaciliteit Stichting Muziekpaleis (3) | 4.000 | 1.650 | Middel | |
Subtotaal Overige langlopende leningen | 65.028 | 56.687 | ||
Subtotaal verstrekte leningen conform balans | 65.399 | 56.786 | ||
C | Leningen met een bijzondere vorderingsstatus | |||
Ovast Rijnvliet BV | 1.800 | 1.800 | Hoog | |
Totaal | 67.199 | 58.586 |
(1) Dit betreft een vordering op huurders vanwege niet-terugvorderbare BTW. Deze compensatie is geregeld via de huurcontracten en heeft een looptijd van tien jaar.
(2) Deze faciliteit is maximaal 4,7 miljoen euro.
(3) Deze faciliteit is maximaal 16 miljoen euro en wordt in 2019 herzien.
Aan de Stichting Energietransitie is in 2018 een nieuwe lening verstrekt van 5,05 miljoen euro aan Stichting Energie Transitie, dit onder gelijktijdige terugbetaling van de lopende lening van 5,55 miljoen euro. Deze transacties hielden verband met de uitbreiding van het Energiefonds door participatie van en kapitaalinbreng door de Provincie Utrecht.
Voor de leningen met een hoog risicoprofiel zijn deels afzonderlijke risicovoorzieningen opgenomen of wordt deels rekening gehouden in het gemeentebrede risicomodel voor de bepaling van de noodzakelijke omvang van de algemene reserve.
Gewaarborgde geldleningen
Borgstellingen kunnen op twee manieren voorkomen, te weten directe borgstellingen en achtervang.
Bij directe borgstellingen staat de gemeente jegens geldgevers borg voor de betaling van rente en aflossing op langlopende geldleningen die door lokale organisaties, instellingen of verenigingen zijn aangetrokken die veelal activiteiten verzorgen die in het verlengde liggen van de gemeentelijke publieke taak. Bij borgstellingen in de sfeer van sport kan er sprake van zijn dat de Stichting Waarborgfonds Sport (SWS) als mede-borg optreedt. In dat geval wordt het risico gezamenlijk gedragen.
Achtervang houdt in dat de gemeente, al dan niet samen met het Rijk, een rol speelt in de zekerheidsstructuur van een waarborgfonds, bijvoorbeeld de Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). Door deze structuur kunnen instellingen die bij het waarborgfonds aangesloten zijn tegen de laagst mogelijke rente lenen. Mede vanwege de strenge toelatingscriteria en periodieke toetsing door het fonds loopt de gemeente hierbij een lager risico dan bij directe borgstellingen.
De huidige achtervangovereenkomst met het WSW heeft een looptijd tot en met eind 2019. Deze overeenkomst is van toepassing op de corporaties Mitros, Portaal, Bo-Ex, SSH en GroenWest. Voor enkele overige corporaties gelden specifieke achtervangovereenkomsten.
In 2018 is één nieuwe borgstelling verstrekt in de sfeer van sport, te weten ten behoeve van MHC Fletiomare. De gemeente staat netto voor 62.500 euro borg (bruto 125.000 euro; SWS staat voor 50% contraborg).
De restant hoofdsom van de gewaarborgde geldleningen bedroeg per eind 2018 circa 500 miljoen euro. Deze leningen kunnen als volgt worden gespecificeerd:
Tabel 8 Verloop gewaarborgde geldleningen 2018
x € 1.000 | ||
Omschrijving | Netto geborgd bedrag per | |
31-12-2017 | 31-12-2018 | |
Directe borgstellingen | ||
Organisaties volkshuisvesting en monumenten | 9.995 | 9.491 |
Maatschappelijke- en zorginstellingen | 12.482 | 13.338 |
Sportorganisaties | 3.391 | 2.929 |
Subtotaal directe borgstellingen | 25.869 | 25.757 |
Achtervang in waarborgfondsen | ||
Waarborgfonds Sociale Woningbouw (1) | 472.886 | 474.102 |
Waarborgfonds Eigen Woningen (uitvoerder Nationale Hypotheekgarantie) (2) | nnb | nnb |
Totaal | 498.755 | 499.859 |
(1) Het totaal door WSW geborgde restrestant met betrekking tot Utrechtse corporaties bedroeg per eind 2018 circa 1,90 miljard euro. Voor zover er ooit een beroep op de achtervang zal worden gedaan dan dient de schadegemeente daarvan 25% op te vangen. Dit zou voor Utrecht leiden tot een bedrag van circa 474 miljoen euro, zoals in bovenstaande tabel vermeld. Rijk (50%) en alle overige gemeenten in Nederland (25%) dragen in zo'n geval de rest, dit overigens allemaal in de vorm van renteloze leningen aan het WSW.
(2) Gemeenten zijn per 1-1-2011 uit de WEW-achtervang getreden. Voor NHG-garanties die tot dat moment zijn afgegeven blijft de gemeente nog wel aanspreekbaar. Tot dat moment was voor een hoofdsom van circa 2 miljard euro aan NHG’s binnen Utrecht afgegeven. Het WEW heeft geen informatie beschikbaar waaruit blijkt hoeveel daarvan per eind 2018 nog openstond.
Zowel WSW als WEW geven elk jaar een meerjarenprognose af met betrekking tot het mogelijke beroep op de achtervang. Gezien de eigen garantievermogens van beide fondsen wordt dat risico vooralsnog als nagenoeg nihil ingeschat.
Het bedrag aan directe borgstellingen is over 2018 per saldo met circa 0,1 miljoen euro afgenomen. Het saldo werd verhoogd door twee nieuwe borgstellingen, te weten Stichting de Bibliotheek Utrecht (1,75 miljoen euro, reeds in 2016 besloten maar in 2018 gestart) en de eerder genoemde voor MHC Fletiomare. Door reguliere aflossingen nam het totaalbedrag aan toch licht af.
Over het algemeen is het risicoprofiel van de direct gewaarborgde geldleningen laag. Per eind 2018 was bij de volgende borgstellingen sprake van een verhoogd risico:
| Risico |
NRF Monumentenzorg (restant hoofdsom 6,31 miljoen euro) | Middel |
NRF Stichting Domplein (restant hoofdsom 1,0 miljoen euro) | Middel |
Stichting Rijnvliet (restant netto gewaarborgd 0,69 miljoen euro) | Hoog |
Op grond van het Kader geldverstrekkingen dient per nieuw gewaarborgde geldlening een aparte risicovoorziening te worden ingericht, tenzij de betreffende post wordt meegenomen in het gemeentelijke risicomodel.
Wij informeren u afzonderlijk indien het risicoprofiel van verstrekte leningen en van verstrekte waarborgen op leningen zich ongunstig ontwikkelt.
Voor verdere specificatie verwijzen wij naar de Staat van Gewaarborgde geldleningen (bijlage).
Beschikbaarheidsrisico
In het betalingsverkeercontract met haar huisbankier heeft de gemeente Utrecht een kredietfaciliteit van 80 miljoen euro afgesproken op de lopende rekening courant. Daarnaast beschikt de gemeente over een kredietfaciliteit bij de Bank Nederlandse Gemeenten van 15 miljoen euro. Bovendien heeft de gemeente, vanwege haar overheidskredietwaardigheid, nagenoeg onbeperkte toegang tot zowel de geld- als de kapitaalmarkt. Het beschikbaarheidsrisico kwalificeren wij daarmee als nagenoeg nihil.
Kasmanagement
Het betalingsverkeer van Utrecht vindt volledig plaats vanuit Interne Bedrijven. Dit betreft het beheer van het gemeentelijke rekeningstelsel, het coördineren van bevoegdheden en het verrichten van feitelijke betalingen.
ABN Amro Bank N.V. is huisbankier van de gemeente Utrecht. Naast ABN Amro heeft de gemeente betalingsverkeerrelaties met de Bank Nederlandse Gemeenten en Rabobank.
Saldobeheer
Vanuit het centrale beheer verzorgt Interne Bedrijven de gemeentelijke saldoregulatie. Saldoregulatie houdt in dat tekorten of overschotten in rekening courant worden aangevuld respectievelijk uitgezet en wel zodanig dat het gemeentelijke banksaldo zoveel mogelijk naar nul wordt gestuurd, hierbij rekening houdend met de wettelijke bepalingen inzake kasgeldlimiet en de Regeling Schatkistbankieren. In 2018 kwam dit hoofdzakelijk neer op indekking van tekortsaldi. Dergelijke acties vonden bijna dagelijks plaats op de geldmarkt. Gedurende 2018 zijn 340 kas- en daggeldtransacties gedaan met een totale hoofdsom van circa 11,1 miljard euro. De rente op deze kortlopende leningen is gedurende geheel 2018 negatief geweest op een stabiel niveau van rond de -0,45%. Een negatieve rente betekent dat de gemeente geld toe krijgt indien zij kortlopend geld leent.
Het opvangen van tekortsaldi door middel van kas- en daggeldtransacties is in termen van rentekosten voordeliger dan dat dit binnen de kredietlimiet plaatsvindt (‘roodstand’). Over 2018 leverde dit een besparing op van 0,58 miljoen euro.
Schatkistbankieren
Op grond van de Regeling Schatkistbankieren dienen decentrale overheden eventuele overtollige geldmiddelen in ’s Rijks Schatkist aan te houden, dit met uitzondering van een zeker drempelbedrag. Zoals ook uit onderstaande tabel naar voren komt bedroeg die drempel voor 2018 5,7 miljoen euro. Deze drempel wordt berekend over het begrotingstotaal aan lasten. De rentevergoeding over in de Schatkist geplaatste geldmiddelen is nihil. In deze regeling is wel bepaald dat een negatieve rente niet van toepassing zal zijn.
Conform voorschrift vanuit BBV zijn in onderstaande tabel posities met betrekking tot Schatkistbankieren (benutting drempelbedrag) weergegeven.
Tabel 9 Schatkistbankieren 2018
x € 1.000.000 | |
Bepaling drempelbedrag | |
Begrotingstotaal aan lasten conform Programmabegroting 2018 | 1.473,5 |
x € 1.000.000 | ||||
Waarvan: | Relevant | Opbouw | ||
1e schijf | 500,0 | 0,75% | 3,75 | |
2e schijf | 973,5 | 0,20% | 1,95 | |
Drempelbedrag 2018 | 5,70 |
x € 1.000.000
Omschrijving | 1e kwartaal | 2e kwartaal | 3e kwartaal | 4e kwartaal |
---|---|---|---|---|
Kwartaalcijfer op dagbasis buiten ’s Rijks schatkist aangehouden middelen | 0,71 | 0,94 | 0,94 | 0,61 |
Drempelbedrag | 5,70 | 5,70 | 5,70 | 5,70 |
Overschrijding drempelbedrag | 0 | 0 | 0 | 0 |
of | ||||
Ruimte onder drempelbedrag | 4,99 | 4,76 | 4,76 | 5,09 |
Uit deze tabel blijkt dat de gemeente Utrecht gedurende 2018 ruim binnen haar drempelbedrag heeft geopereerd.
Als gevolg van een incidentele ontvangst heeft er in januari 2018 één storting van 8 miljoen euro in de Schatkist plaatsgevonden. Deze storting vloeide na 1 dag al weer terug naar de gemeentelijke middelen.
Aanbesteding betalingsverkeer
In het najaar van 2018 is in samenwerking met afdeling Inkoop begonnen met de voorbereidingen op een Europese Aanbesteding van het gemeentelijke betalingsverkeer. Het huidige contract met huisbankier ABN Amro loopt per 1 januari 2020 af. Wij verwachten in het eerste kwartaal van 2019 de aanbestedingsdocumenten te kunnen publiceren.